Uit de Bijbel: Lukas 15:11-24
Het voorbeeld van de zoon die weggaat
11Jezus gaf ook dit voorbeeld: ‘Een man had twee zonen. 12De jongste zoon zei tegen zijn vader: ‘Vader, ik wil mijn deel van de erfenis nu hebben.’ De vader gaf hem wat hij vroeg. 13Een paar dagen later pakte de zoon al zijn spullen bij elkaar en ging weg. Hij ging naar een ver land. Daar gaf hij al zijn geld uit aan een leven vol plezier.
14Toen alles op was, kwam er een grote hongersnood in dat verre land. De zoon had niets meer te eten. 15Daarom ging hij werken bij één van de mensen in dat land. Die stuurde hem naar het veld om op de varkens te passen. 16De zoon had zo’n honger dat hij zelfs het varkensvoer op wilde eten. Maar niemand gaf hem iets. 17Toen dacht hij: Thuis hebben zelfs de armste knechten altijd genoeg te eten. En ik ga hier dood van de honger! 18Ik zal naar mijn vader teruggaan en tegen hem zeggen: ‘Vader, ik heb me slecht gedragen tegenover God en tegenover u. 19Ik verdien het niet meer om uw zoon te zijn. Behandel mij voortaan net zoals uw armste knechten.’
20Toen ging de zoon terug naar zijn vader.
De vader is blij dat de zoon terug is
De vader zag zijn zoon al vanuit de verte aankomen. En meteen kreeg hij medelijden. Hij rende naar zijn zoon toe, sloeg zijn armen om hem heen en kuste hem. 21De zoon zei: ‘Vader, ik heb me slecht gedragen tegenover God en tegenover u. Ik verdien het niet meer om uw zoon te zijn.’
22Maar de vader zei tegen zijn knechten: ‘Haal snel mijn mooiste jas voor mijn zoon en trek hem die aan. Doe een ring om zijn vinger en doe schoenen aan zijn voeten. 23Haal het vetste kalf en slacht het. We gaan eten en feestvieren! 24Want mijn zoon was dood, maar nu leeft hij weer. Ik was hem kwijt, maar ik heb hem weer gevonden.’ Toen gingen ze feestvieren.
De preek
Het verhaal van de verloren zoon. Anderen noemen het het verhaal van de verloren zonen. Want er zijn twee zonen. Een vader met twee zonen. Maar waar is de moeder? Want waar een vader is, is doorgaans ook een moeder. Zal de schilder Rembrandt zich dat ook hebben afgevraagd – want kijk eens even goed naar de afbeelding van dit schilderij. Rembrandt heeft hier de vader geschilderd. Maar kijk eens even naar die handen – twee verschillende handen. De hand van een man en de hand van een vrouw. Alsof Rembrandt wil zeggen: die vader is moeder tegelijk. Een vader en een moeder hebben twee zonen. Vanmorgen richten we ons op een van de twee, de jongste zoon.
Op een morgen stapt hij het kantoor van zijn vader binnen en vertelt zijn vader dat hij erop uitgaat. Hij wil op zichzelf gaan wonen. Op eigen benen staan. Daar is op zich niets mis mee, want dat is hoe het in het leven gaat. Er komt een moment dat kinderen uitvliegen. Een eigen bestaan opbouwen. Maar als die jongste zoon vervolgens meedeelt dat hij niet alleen vertrekt, maar dat hij ook niet meer van plan is naar huis terug te komen, ook niet voor een bezoek, zijn vertrek is definitief – het is niet zo moeilijk je er een voorstelling van te maken wat dat met die vader en moeder doet. Misschien is het een ervaring van jezelf. En anders weet je het wel van anderen.
De vader is verbijsterd. Met stomheid geslagen, maar binnenin hem schreeuwt het. Loslaten zeggen zijn vrienden tegen hem. Jouw leven gaat ook door. Maar hij kan het niet. Steeds staat hij voor het raam van zijn kantoor te turen in de richting waar hij zijn zoon zag gaan. Niet een keer had die omgekeken. Loslaten, ja natuurlijk, je moet hem laten gaan. Maar het blijft je kind. Ja, hij kan er niets aan doen, maar elke keer als er een mailtje binnenkomt hoopt hij dat het een berichtje van zijn zoon is. Herkenbaar verhaal? Die betrokkenheid op je kind. Die liefde voor je kind. Liefde die je zoveel voor je kind doet overhebben.
Maar laten we de kring nu eens wat wijder trekken, wijder dan alleen die zoon. Naar de buren toe, bijvoorbeeld, de collega’s op het werk, leden van je sportvereniging. Ze vertrekken en nemen afscheid. Misschien vind je het jammer. Maar het kan ook zo maar zijn dat je tegen elkaar zegt: gelukkig dat we van die collega af zijn. Of van de buren: die hoef ik hier niet meer terug te zien. Je voelt wel aan, wanneer de betrokkenheid op de ander minder wordt, verandert er ook iets in jezelf.
En als we de kring nog wijder maken? Naar vluchtelingen toe, naar culturele minderheden – het antisemitisme neemt toe. Leden van de Joodse gemeenschap in ons land voelen zich hier niet meer thuis. Onlangs nog een artikeltje in de krant over racisme dat ook toeneemt: het neerzien op de ander vanwege zijn huidskleur, zijn godsdienst, zijn culturele achtergrond.
Hoe verder de ander van jou afstaat, de vader, de moeder in jou minder wordt en de jongste zoon in jou meer wordt. Is dat niet de beweging die we steeds weer maken, van vader/moeder naar jongste zoon. Van aandacht voor en geven om de ander naar aandacht voor en geven om jezelf. Trump, met zijn slogan ‘America first’ – eerst aan jezelf denken, aan de eigen welvaart, dan pas aan de ander, het is typisch een voorbeeld van de jongste zoon.
Hij komt het kantoor van zijn vader binnen, die jongste zoon. Vader, geef me het deel van de erfenis waar ik recht op heb. Voor die tijd een ongehoorde vraag. Het laat zien dat de jongste zoon niets meer om zijn vader geeft. … De vader stemt toe. Hij roept zijn oudste zoon erbij en verdeelt zijn geld en zijn bezittingen onder de twee jongens. Maar voor de jongste zoon is het niet genoeg. Hij wil niet alleen weten waar hij recht op heeft. Hij wil het ook echt in handen hebben, er over kunnen beschikken zodat hij er mee kan doen wat hij zelf wil. Die boomgaard, nog elk jaar een bron van inkomsten voor de vader – de jongste zoon wil zijn deel nu. De schapen en de geiten, ook een bron van inkomsten voor de vader, de jongste zoon wil zijn deel nu hebben.
De volgende dag. Vanuit zijn kantoor ziet de vader handelaren het erf opkomen om ze even later weer te zien vertrekken, de een met gereedschap, de ander met schapen en geiten, nagezwaaid door zijn zoon met een bundel geld in handen. De daarop volgende dag opnieuw. Mensen die door zijn boomgaard lopen, paaltjes slaan, draad spannen, bordjes eraan met ‘verboden toegang’. Wat zijn eigen boomgaard was. Met bomen die hij zelf nog gezet heeft.
Wat bezielt de jongste zoon? Wat beweegt hem? Dat vertelt het Bijbelverhaal niet. Maar zoals dat in het leven gaat, het zijn de keuzes die hij zelf maakt. Anderen kunnen daar van alles van vinden en dat doen ze dan ook. Op facebook is het ene bericht nog niet geschreven, of het andere komt er al aan. Maar uiteindelijk blijven het jouw eigen keuzes. Zo denkt die zoon er kennelijk ook over. Het is mijn leven en daar ga ik zelf over. Bemoie je er niet mee. Ik kan me zo voorstellen dat die jongen zichzelf helemaal geweldig vindt, met al dat geld op zak. ‘Wereld, hier ben ik’.
Maar er is iets dat hij over het hoofd ziet: dat je als mens kwetsbaar bent. Dat je zomaar grond onder de voeten kunt kwijt raken; met lege handen kan komen te staan – zonder dat je er ook maar iets aan kunt doen. Het gebeurt je, het overkomt je. Zoals je voor de vakantie nog even naar de dokter gaat want er zit een plekje dat je niet vertrouwt. Maar het zal wel meevallen. En dan blijkt het niet mee te vallen en kun je je plannen omgooien. Of zoals deze: Heb je je caravan al uit de stalling gehaald, maar je moet nog een weekje aan het werk, wordt het personeel bij elkaar geroepen. Reorganisatie. En jij als een van de oudere werknemers, na de vakantie is er voor jou geen plek meer. Had je niet op gerekend. Je was zelfs al naar een andere leaseauto aan het kijken.
Hoe kwetsbaar ben je als mens. Van de jongste zoon horen we dat hij naar een ver land vertrekt waar hij zijn geld er doorheen jaagt in een losbandig leven. Carpe diem, pluk de dag, geniet van het leven. Maar wanneer zijn geld op is en hij op zoek moet naar werk, slaat het noodlot toe. Het land wordt getroffen door een hongersnood en leven wordt proberen te overleven. In een keer staat hij met lege handen, heeft hij niets meer. Grond onder zijn voeten is weggeslagen zonder dat hij er zelf grip op had.
Hoe kwetsbaar ben je als mens. Je kunt het wel denken maar je hebt het leven niet in eigen handen. En als je dan geraakt wordt, zoals die jongste zoon, als de dingen anders gaan dan je had gehoopt en verwacht: een tegenvaller, een tegenslag, verdriet, teleurstelling, vertrouwen dat beschaamd wordt, achter je rug om wordt je gepakt – voor de jongste zoon is het een moment van bezinning – hij komt tot zichzelf en gaat op zoek naar houvast.
En waar vind je houvast? Je kunt er een paar dagen tussenuit gaan of eerst maar met vakantie. Je kunt naar de kroeg gaan en … vult u maar aan. Maar wat je echt nodig hebt? Dat zijn mensen om je heen. Mensen met wie je je verhaal kunt delen. Kunnen vrienden zijn. Maar ook een collega, of iemand uit de kerk, of …. Het kan zelfs een toevallige ontmoeting zijn met iemand die in de trein tegenover je zit. Mensen met een luisterend oor. Die kunnen luisteren tot in het zwijgen. Die pas spreken als jij uitgesproken bent en je dan misschien kunnen helpen met wijze raad. Mensen die iets van die vader in zich hebben. Mensen die als die vader uit het verhaal echt in je geïnteresseerd zijn.
En dan hoop ik dat je het gaat zien, dat je het beseft … dat in die mensen de vader, God de Vader naar je omziet. In die mensen is God naar je toe gekomen. Daar weleens bij stil gestaan? Terwijl de jongen nog ver weg is, heeft de vader hem al gezien. De vader heeft hem eigenlijk al die tijd gezien, ook toen die nog ver weg was in het buitenland waar hij zijn vermogen verkwistte. Geen moment is de jongen uit zijn vaders gedachten geweest. Hij niet, wij niet, want je bent kind van de vader, je bent Gods geliefd kind.
Als hij nog ver weg is, ziet de zoon al de vader. Dat staat er niet. Wel dat zijn vader hem ziet en alles in hem, beweegt: liefde, medelijden, ontferming en de vader snelt toe – heel ongebruikelijk in die tijd, gaat tegen alle gewoontes in, maar de vader stoort zich er niet aan wat de mensen ervan vinden – hij snelt toe, valt hem om de hals en kust hem. Zo welkom is de zoon, met zijn schuld en het kwaad dat hij gedaan heeft – hoe kan het niet op je drukken. Zo welkom ook al heeft hij zijn vader vernederd en geschoffeerd. Maar niets kan de liefde van de vader teniet doen. Je bent en blijft Gods geliefd kind! En ze begonnen feest te vieren. Amen.